• Profielfoto van Redactie Chivo

    Redactie Chivo

    3 maanden, 3 weken geleden

    Psychologische flexibiliteit verwijst naar het vermogen om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden, gedachten en emoties, terwijl men toch trouw blijft aan zijn of haar waarden. Het wordt geassocieerd met Acceptance and Commitment Therapy (ACT), maar het is eigenlijk een ouder concept dat al werd beschreven in 1948:

    https://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1080/00221309.1948.9918159

    Psychologische flexibiliteit wordt beschouwd als een belangrijke factor in het bevorderen van het psychisch welzijn en het aanpassingsvermogen in verschillende levensgebieden, zoals werk, relaties en persoonlijke groei. Er is echter kritiek geuit op de manier waarop psychologische flexibiliteit wordt gemeten in ACT vanwege de ongeldigheid ervan. De AAQ-II (Acceptance and Action Questionnaire) meet geen psychologische flexibiliteit, maar eerder neuroticisme en negatief affect:

    https://psycnet.apa.org/doiLanding?doi=10.1037%2Fpas0000834

    Bovendien zijn er meer dan 20 definities van het concept psychologische flexibiliteit, die kunnen worden aangevuld met nog eens ruim 20 gelijksoortige concepten zoals copingsflexibiliteit, expressieve flexibiliteit, etc.

    De AAQ-II is ook meer gericht op inflexibiliteit dan op flexibiliteit. Nader onderzoek heeft echter aangetoond dat de afwezigheid van inflexibiliteit niet automatisch betekent dat er sprake is van flexibiliteit, welke vorm van flexibiliteit dan ook. Het zijn twee onafhankelijke maar aanvullende constructen.

    We weten dat ACT distress vermindert, maar dat is niet het doel van ACT. Het doel is om de relatie met distress te veranderen. We weten dus niet of ACT het beoogde doel bereikt, en we weten ook niet precies hoe we dat moeten meten. ACT volgt daarin het voorbeeld van veel therapievormen die in de praktijk zijn ontstaan en vervolgens op zoek gaan naar een wetenschappelijke theorie. Dat is verre van ideaal.

    De vraag is dus wat je precies doet met ACT? Wat is het onderliggende mechanisme? En waarom is een “derde generatie” cognitieve therapie, als het concept dat men beweert aan te pakken al in 1948 is beschreven?

    Ook roepen de interventiegebieden vragen op. Waarom zes en niet vijf of zeven? Wat wil men precies bereiken met de bodyscan? Is dat meer voelen? Leidt dat automatisch tot beter voelen? Via welke feedbacklus moet dat leerproces dan plaatsvinden? We kennen namelijk veel mensen die veel voelen, maar niet nauwkeurig voelen. Voor hen moeten we gerichte feedback geven, soms zelfs de letterlijke locatie op het lichaam. Maar als je niet nauwkeurig voelt, hoe weet je dan jouw waarden echt jouw waarden zijn?

    Wij willen niet beweren dat ACT niet effectief is. We willen vooral benadrukken dat het enthousiasme voor psychologische flexibiliteit en nieuwe generatie cognitieve therapieën op een nogal wankel fundament rust. Het kan nl ook werken omdat:

    1. Een structuur is nog altijd beter dan geen structuur, en ACT biedt structuur.

    2. Het veranderen van betekenis kan invloed hebben op gevoelens, maar dat noemen we gewoon CGT.

    Wat is er dan nog meer?

    #psychologischeflexibiliteit #ACT