-
In 2017 verscheen een artikel van onderzoeker Jean Twenge met de provocerende titel ‘Have Smartphones Destroyed a Generation?’. Ze betoogt daarin dat sociale media en Instagram in het bijzonder, de psychische gezondheid aantast van tieners. Ze werd later in bijgestaan door hoogleraar moraalpsychologie, Jonathan Haidt, die de boodschap breed in de media uitdraagt. Het begon met de volgende wetenschappelijke publicatie van Twenge:
https://journals.sagepub.com/doi/10.1177/2167702617723376
Het gaat hier om een analyse van drie bestaande datasets en is daarmee geen origineel onderzoek. De eerste is de Monitoring for the Future (MtF) en de ander is de Youth Risk Behavior Surveillance System (YRBSS). Bij elkaar opgeteld gaat het om bijna 500.000 deelnemers tussen de 13 en 18 jaar. Als laatste is de CDC database geraadpleegd waar de zelfdodingen zijn geregistreerd. Hoewel de MtF in 1991 is gestart en de YRBBS in 1999, gaat het niet om een volgsysteem. Het zijn dus niet dezelfde 500.000 deelnemers die zijn geïnterviewd. Het gaat om tientallen kleine onderzoeken waarbij er verschillende mensen zijn geïnterviewd (geen overlap) en met verschillende vragenlijsten, ook binnen hetzelfde onderzoek. Dat wordt niet duidelijk uit de publicatie, maar pas als men zich gaat verdiepen in de MtF en YRBBS. Hoewel er een startdatum is waarin er gevraagd is naar sociale media consumptie, werd die vragenlijst niet uniform uitgerold. Het betekent concreet dat de geanalyseerde groepen niet eens representatief zijn voor MtF of YRBBS, laat staan voor de VS. Toch kiezen de auteurs ervoor om vervolgens een koppeling te maken met zelfdoding. Het gaat daarbij om ruim 400 gevallen in die leeftijdscategorie. Een uitspraak doen over een mogelijke relatie is onzinnig en feitelijk statistische luchtfietserij.
In 2022 publiceert de groep van Twenge nog een analyse, maar nu ook met Haidt. Het is in reactie op een publicatie waarin de rol van sociale media bij gezondheidsklachten wordt gebagatelliseerd. Twenge ziet namelijk wat zwakheden in het ontwerp. Zo is er gekeken naar schermtijd, maar is er geen onderscheid gemaakt tussen televisie en internet. Ook had men de gevalideerde vragenlijsten moeten scheiden van andere vragen. Die kritiek is op zich terecht en Twenge doet de analyse opnieuw met de voorgenoemde aanpassingen. Daarbij ontdekt ze dat het opsplitsen van de schermtijd en het scheiden van de geslachten een afwijking laat zien voor jonge meisjes. Daarmee zou aangetoond zijn dat sociale media het probleem vormt.
Er zijn echter een aantal belangrijke kanttekeningen te maken. Het gaat opnieuw om cross-sectionele data. Dat is echt een veel te zwakke basis voor dergelijke conclusies. Het effect is uitgedrukt in een beta en die is 0,20. Dat is klein en nagenoeg verwaarloosbaar. Nog veel interessanter is dat er een scheiding is van televisie en sociale media, waarbij Twenge opmerkt dat televisieconsumptie onder jongeren sterk afneemt. Waar ze niet op gecorrigeerd hebben, is streaming. Jongeren zijn niet gestopt met televisie kijken, ze doen het alleen on-demand. Netflix heeft in 2013 het Netflix aanbod al geïntegreerd met een app en sociale media. En ze hebben een heel duidelijke tienerstrategie, waarbij jongeren blootgesteld worden aan onhaalbare standaarden, zoals dat bij televisie altijd is geweest. Het bagatelliseren van het televisie-effect door Twenge en collegae is daarom ongepast. De consumptie is met streaming services, zoals Netflix, alleen maar geïntensiveerd met een fenomeen als seriesbingen. Dat kan niet bij normale televisie, maar het is veelal een terugkerend weekendritueel. De content is daarnaast ook nog veel heftiger. Er is daarom regelmatig ophef over series op Netflix, als het gaat om zelfdodingen, drugs en de objectificatie van vrouwen. Nadat dit soort series worden uitgebracht, nemen de berichten toe dat het aantal zelfdodingen ook stijgt. Of dat zo is, weten we niet, maar Twenge en Haidt noemen het helemaal niet.
https://psycnet.apa.org/record/2023-44790-001
https://sites.pitt.edu/~nancyp/uhc-1510/TeensAndBingeWatching.pdfHet standpunt dat Twenge en Haidt hanteren is onhoudbaar. Het enige wat ze hebben is dat de de psychische gezondheid afneemt na 2012, het jaar waarin Instagram werd gelanceerd. Ze baseren het op cross-sectioneel onderzoek, waarbij verschillende vragenlijsten zijn gebruikt. Ze houden ook geen rekening met de impact van streamingservices. Het minste wat je kunt doen is dezelfde vragenlijst inzetten en jaarlijks afnemen. Dat is bijvoorbeeld wat het CBS doet. Instagram deed in 2012 ook zijn intrede in Nederland, maar de psychische gezondheidsklachten bleven uit volgens de CBS data. Die zijn pas toegenomen vanaf 2018 en tussentijds is er veel gebeurd.
https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2022/28/psychische-gezondheid-in-nederland-2010-2021
Ook recent onderzoek van Lara Schreurs, waarbij eenzelfde groep drie maal is uitgevraagd, blijkt er geen duidelijke correlatie tussen sociale mediaconsumptie en gemoedstoestand, tenzij de gebruiker denkt dat het allemaal echt is.
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/36373115/
Onderzoeken van het CBS en van Schreurs hebben een betere opzet, maar bevestigen het alarmerende beeld van Twenge en Haidt niet. Daarmee wordt niet ontkend dat er een negatieve zijde aan sociaal vergelijken zit, maar er zijn weinig bewijzen dat het toe te schrijven is aan de komst en consumptie van sociale media.
Meer leren over hoe je je kunt wapenen tegen de negatieve effecten van sociale vergelijk kun je in onze opleiding vitaliteitskundige. Meer info:
https://chivo.nlvitaliteitskundige/
#socialemedia #sociaalvergelijk #instagram #psychischegezondheid #adolescent
2 Shares
Media
Photos
Videos
Audios
Files
Groepen
Café persoonlijk leiderschap
Private Group
Intervisie vitaliteitskundige
Private Group
Café maatschappelijk leiderschap
Private Group
Recent Posts

Polyvagaaltheorie is fictie
- 29 maart 2023

Connect community, welkom!
- 27 februari 2023

Oxytocine, het knuffelhormoon? Is de liefde over?
- 29 januari 2023