Vitaliteit vanuit een psychoneurobiologisch perspectief

door | dec 20, 2016 | Klinisch vitaliteitskundige, vitaliteit, Vitaliteitscoach

De cartografische krachtpatserij van Vesalius (1514-1564) maakte onderdeel uit van de opmaat naar de verlichting, evenals het invloedrijke idee van Descartes (1596-1650), dat men mag twijfelen aan het bestaan van het stoffelijke lichaam, maar niet aan het bestaan van de geest. Hoewel je de cartesiaanse scheiding van lichaam en geest tegenwoordig dient te verwerpen, blijkt deze tweedeling in de praktijk toch eerder regel dan uitzondering. Zelfs bij aandacht voor beiden, lijkt men de twee separaat aan te spreken en de barriere hooguit te slechten via tegeltjeswijsheden. Een integratie zou echter veel opleveren en daarom stellen we voor om de relatie tussen de twee te versterken door middel van een trio tot psychoneurobiologie.

Ons brein of liever gezegd, ons connectoom, is de lijm

Psychoneurobiologie
Het mogen twijfelen aan het bestaan van het stoffelijke zoals Descartes voorstelde met zijn ‘ik denk, dus ik besta’, was in zwang voor de ontrafeling van het elektromagnetisme en daarmee ook voor het ontstaan van de elektrische computer. Juist deze computer willen we gebruiken als analogie, waarbij we onderscheid maken tussen de hardware (biologie), de gebruiker (psychologie) en de software (neurologie). Met neurologie bedoelen we niet de hersencellen, maar het totaal aan verbindingen tussen deze hersencellen, ook wel het connectoom genoemd. Het brein vertegenwoordigt de software, die op basis van inkomende informatie en instructies, beslissingen neemt. Deze informatie kan van de hardware komen (propriocepis, nociceptie, geur, etc.) en van de gebruiker (gedachten, intenties, emoties). Het connectoom is de software die de hard- (biologie) en de software (gebruiker) verbindt. Ze kunnen niet los van elkaar worden gezien en het is om die reden dat we spreken van psychoneurobiologie. De noodzaak voor deze term is omdat men sommige fenomenen niet kan toebedelen aan de biologie of de psychologie, maar op heen hoop gooien biedt ons te weinig detail. Emoties en pijn zijn twee voorbeelden die we hier zullen bespreken:

Emoties en pijn vanuit een psychoneurobiologisch perspectief

  • Emotie
    Het aloude idee dat we zes basisemoties hebben en dat deze gereguleerd wordt door het limbisch deel van de hersenen ligt al lange tijd onder vuur. Een voorbeeld is angst, een emotie die wordt toebedeeld aan de amygdala (amandelkern). Het is zeker zo dat als de visuele cortex het beeld van een grote spin ‘projecteert’ op de amygdala, dat de hartslag toeneemt evenals de transpiratie. Het hoeft alleen niet te leiden tot angst, zeker niet als er sprake is van subliminale blootstelling, waarbij er geen bewuste waarneming is. Er is echter geen twijfel over mogelijk dat het lichaam de spin heeft geregistreerd, maar er is sprake van een bioneurologische respons. Pas als het beeld het bewustzijn binnentreedt en vermengt met de conclusies van oude ervaringen of vaststelling van het onbekende, ontstaat er angst. Emotie is dus geen lichaamssensatie, maar een construct vanuit een biologisch, een neurologisch en een psychologisch samenspel. Angst is een product van de psychoneurobiologie.
  • Pijn
    Het tijdperk waarin we naar pijn kijken als een biologisch fenomeen is rap aan het sluiten. Wij hebben geen pijnsensoren, we hebben nociceptie en dat zijn sensoren die bijvoorbeeld druk en temperatuur meten. Deze geven signalen die via diverse ‘stations’ worden geinterpreteerd alvorens het de thalamus in de hersenen bereikt, waarin het vermengd wordt met kennis, ervaring en verwachting. Vervolgens wordt besloten of er pijn wordt geproduceerd. Omdat schade geen voorwaarde hoeft te zijn voor pijnproductie is het bijvoorbeeld mogelijk dat een genezen blessure pijn blijft doen. Er is dus geen biologische basis voor de pijn, ook al begon het wel daar. Het gegeven dat de patient weet dat er geen schade meer is, betekent niet dat de pijn verdwijnt. Het is dus belangrijk om het neurologisch deel te erkennen in het geheel, dat zelf besluit om nog steeds pijn te produceren. Toch kunnen biologische- en psychologische interventies bijdragen aan het minderen, zo niet oplossen van de pijnklacht.

Holistisch, biopsychosociaal of lichaam en geest?

Oude wijn in nieuwe zakken?
De term psychoneurobiologie is een complex woord en de vraag is of het niet slechts een synoniem is voor bestaande begrippen zoals holistisch, biopsychosociaal of het aloude adagium dat lichaam en geest onafscheidelijk zijn. Allereerst is het belangrijk om te melden dat we het woord niet verzonnen hebben. Het is namelijk decennialang in de literatuur terug te vinden (Lesch KP 1988, Ulmer D 1996). We zijn dus heel duidelijk niet de enige die behoefte hebben aan een andere term en dat zullen we toelichten:

  • Holistisch
    Als men spreekt van holistisch dan gaat men uit van het geheel, maar welk geheel is niet te herleiden uit de term. Zo kan men refereren naar lichaam en geest, naar de mens en zijn sociale omgeving of het vlees in relatie tot de kosmos. Het is een multi-interpretabele term die niet bijdraagt aan effciente communicatie.
  • Lichaam en geest
    Dit veelgebruikte adagium is al veel specifieker dan het voorgenoemde ‘holistisch’, maar aangezien het onduidelijk is wat ‘geest’ precies is in deze uitspraak, blijkt het eveneens weinig bruikbaar in effectieve communicatie. Daarnaast wordt er voorbij gegaan aan de rol van het brein, namelijk het neurologisch deel. Dit deel kan namelijk zelf, geheel los van de wil (psychologie) en het lichaam (bijvoorbeeld nociceptie), besluiten tot actie zoals een versnelde ademhaling. Het is dus niet gedetailleerd genoeg.
  • Biopsychosociaal
    De term die in 1977 door Engele werd geintroduceerd geeft aan dat de mens een onderdeel is van een groter netwerk en dat men in de geneeskunde rekening dient te houden met het biologisch, psychologisch en sociaal deel van de patient. Het ontbreken van een neurologisch component maakt biopsychosociaal een uitbreiding van het ‘lichaam en geest’ adagium, terwijl we niet streven naar een uitbreiding maar meer detail.

 

Hoewel er een overlap is tussen psychoneurobiologie en de voorheen besproken termen, gaan ze voorbij aan de centrale rol van het brein en het connectoom in het bijzonder. Het begrip psychoneurobiologisch kan gezien worden als een continuum. Het plaatsen van een handeling op dit continuum, maakt het werkingsmechanisme duidelijker. Een voorbeeld is fysiotherapie. Hoewel dit gezien wordt als een biologische interventie, waarbij men weefsel ‘losmaakt’ of een gewricht ‘mobiliseert’, blijkt dat men zelden iets losmaakt. De handelingen zijn vaak mechanische vormen van communicatie met het brein en er is dus sprake van een overwegend bioneurologische interventie en geen (exclusieve) biologische interventie. Cognitieve therapie bij depressie helpt om hersenverbindingen te verleggen en is daarom geen exclusieve psychologische interventie, maar een psychoneurologische interventie. Pijnwetenschap daarentegen is een discipine die alle drie de segmenten overspant en daarmee een echte psychoneurobiologische wetenschap. Een regel die we losjes hanteren is dat hoe meer men zich aan het uiteinde van continuum begeeft (biologie en psychologie), hoe specifieker de interventies moeten zijn.

Het psychoneurobiologisch model is een continuum, waarin de onderdelen samenwerken, maar waar het neurodeel (het brein) een centrale rol speelt.

Een oorzaak is zelden uitsluitend biologisch of psychologisch, maar ze vormen informatie voor het brein, het connectoom in het bijzonder, waarna actie ondernomen wordt zoals vermoeidheid, pijn of een emotie (positief / negatief).

 

Een psychoneurobiologisch interventie vervormt het connectoom

Het psychoneurobiologisch model
Bij gedragsverandering is het goed om te erkennen dat de intentie onvoldoende is om resultaat te halen. Het brein heeft namelijk een eigen wil en de impuls om voor de beloning te gaan of om geconditioneerd gedrag te vertonen is vaak veel sterker dan de intentie. Toch is de intentie vaak een voorwaarde voor gedragsverandering. Als men dan ook weet dat bewegen bijdraagt aan het versterken van wilskracht, waarmee de intentie steunt krijgt, dan is dit laatste biologische deel de aanwijzing dat gedragsverandering een psychoneurobiologische aanpak vereist. Dit geldt ook voor atletische prestaties als vermoeidheid of dehydratie. Zo wordt verondersteld dat het zakken onder een vochtdrempelwaarde leidt tot prestatieverlies, maar training zorgt ervoor dat het brein om het vermogen, ondanks dehydratie, niet terug te schroeven, zoals inspanningsfysiologen zouden voorspellen. Dat blijkt ook op te gaan voor hogere temperaturen zoals je kunt lezen in de clip ‘Presteren met dorst‘. Een laatste voorbeeld is het gebrek aan voorspellende waarde van een breinscanner op gedrag. Hoewel men een hersendeel ziet oplichten, leidt dit zelden tot een juiste voorspelling van wat de persoon in kwestie ook daadwerkelijk gaat doen. Neurobiologie vertaalt zich zelden in psychologie (gedrag). Een psychoneurobiologisch model is belangrijk om alle factoren op het netvlies te houden, zodat men in kan spelen op de interacties die de uitkomst kunnen veranderen.

De eerste reactie van hoogleraar psychologie Ap Dijksterhuis op de presentatie van ons psychoneurobiologisch model van gedragsverandering.

 

Holistisch zonder zweverig te zijn

Vitaliteit
Vitaliteit betekent voor ons, de fysieke, mentale en emotionele vrijheid hebben om jezelf te kunnen ontplooien. Het is nagenoeg voor iedereen mogelijk, jong en oud, gezond of ziek. Voor de vitaliteitscoach en de vitaliteitstherapeut is het ondenkbaar, dat een interventie uitsluitend biologisch of psychologisch is. Het zou betekenen dat de interventies wat van hun kracht inboeten. De gecombineerde life- en leefstijlaanpak is inherent psychoneurobiologisch en het model biedt overzicht voor een gerichte aanpak. Het is daarmee holistisch zonder zweverig te zijn. Ondanks een integrale benadering vallen we niet terug op het aloude idee dat lichaam en geest een zijn. Dat is namelijk niet zo, aangezien je lichaam je in de steek kan laten ondanks dat je geest nog levendig is. Anderszijds betekent bewegen van het lichaam, ondanks moeheid en pijn, je lijf vertellen dat je nog iets wil uit het leven. Je bent het lichaam aan het stimuleren en aan het overtuigen. Dat zou niet hoeven als lichaam en geest een zijn. Het psychoneurobiologisch model is belangrijk, omdat de drie delen afzonderlijk benoemd moeten worden, zodat er gerichter geintervenieerd kan worden.

Goede interventies zijn altijd psychoneurobiologisch

Conclusie
Er zullen weinig mensen zijn die de cartesiaanse scheiding van lichaam en geest nog serieus nemen, maar in de praktijk blijkt dit toch te gebeuren. Nieuwe inzichten laten echter zien dat lichaam en geest onlosmakelijk verbonden zijn via de verbindingen in het brein, het neurologisch connectoom. Toch hebben ze alledrie een unieke en soms zelfs een dominante invloed op het geheel. Het is daarom noodzakelijk om ze alle drie te benoemen. Een goed begrip van drie en hun de interacties vereisen een eigen term, namelijk psychoneurobiologie. Het maakt het mogelijk om nauwkeuriger, gerichter en effectiever te werken en daarmee de vitaliteit van onze clienten positief te beinvloeden.

Meer lezen uit deze categorie 'Beroepsontwikkeling':

Introductie Chivo kompas

Introductie Chivo kompas

Wat is de basis van duurzame vitaliteit, de energie die nodig is om je leven lang doelen na te streven? Dat kun je meten aan de hand van psychomarkers. We hebben ze voor je samengetrokken tot het Chivo kompas.  Het Chivo kompas Het kompas is opgebouwd uit vier...

Connect community, welkom!

Connect community, welkom!

Chivo heeft altijd actief geïnteracteerd met (aspirant)professionals, omdat kennis delen en verantwoording afleggen voor claims behoren tot de kernwaarden. We zullen dit blijven voortzetten en gaan dat doen op ons nieuwe communityplatform genaamd Connect, dat volledig...

Bestaat voedselverslaving?

Bestaat voedselverslaving?

In een recente wetenschappelijke publicatie komt men tot de conclusie dat er weinig tot geen bewijs is voor de gehypte voedselverslaving (Hebebranda J 2014). Het veronderstelde fenomeen is daarnaast slecht begrepen, aangezien men geen onderscheid maakt tussen de...

Dit onderwerp komt aan bod in de volgende opleidingen:

Recente artikelen (kennisbank) uit overige categorieën:

Summerschool 2024: Groeien doe je in de zomer!

Summerschool 2024: Groeien doe je in de zomer!

  Het hele jaar is het druk met een volle werkweek en een hectisch thuisleven. Toch moet je soms bijtanken en dat kan in de zomervakantie, waar je lekker je rust pakt. Meestal begint het na een paar weken alweer te kriebelen en dan kun je de zaken afhandelen,...

Problemen met en oplossingen voor ACT

Problemen met en oplossingen voor ACT

Dit artikel is integraal overgenomen uit onze nieuwsbrief VisieVitaal (v202301010)Met Acceptance Commitment Therapy (ACT) weet je feitelijk niet wat het doet, je weet niet waarom je het doet, en ook niet of je rapportages kloppen. Er zijn mensen voor minder ontslagen,...

Bestaanszekerheid is onvoldoende

Bestaanszekerheid is onvoldoende

Dit artikel is integraal overgenomen uit onze nieuwsbrief VisieVitaal (v20230919)Het thema bestaanszekerheid lijkt nu het speerpunt te zijn waarmee alle politieke partijen kiezers naar hun winkel willen trekken. Op verzoek van diverse partijen hebben wij eens...

Redactionele noot

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, worden opgeslagen of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Geraadpleegde bron(nen)

  • Azevedo FA (2009), Carvalho LR, Grinberg LT, e.a. Equal numbers of neuronal and nonneuronal cells make the human brain an isometrically scaled-up primate brain. J Comp Neurol. 2009 Apr 10;513(5):532-41
  • Lindquist KA (2012), Wager TD, Kober H, Bliss-Moreau E, Barrett LF. The brain basis of emotion: a meta-analytic review. Behav Brain Sci. 2012 Jun;35(3):121-43.
  • NIH (2011) The humane genomen project. 2011
  • Lesch KP (1989), Rupprecht R. Psychoneuroendocrine research in depression. II. Hormonal responses to releasing hormones as a probe for hypothalamic-pituitary-endorgan dysfunction. J Neural Transm. 1989;75(3):179-94. Review.
  • Ulmer D (1996) Stress management for the cardiovascular patient: a look at current treatment and trends. Prog Cardiovasc Nurs. 1996 Winter;11(1):21-9. Review.