Insuline onbegrepen deel 10: Rust zacht, koolhydraat-insulinehypothese

door | feb 7, 2017 | Vitaliteitscoach, Voeding

Obesitas wordt gedefinieerd als vetzucht, waarbij zoveel overtollig vet is gecumuleerd, dat het een drempel overschrijdt en het risico op ziekte toeneemt. Het hormoon insuline is betrokken is bij de opslag van vet en remt de vetverbranding, waardoor het onevenredig veel aandacht krijgt in de zoektocht naar oplossingen. Aangezien koolhydraten de insulineniveaus opjagen, heeft het geleid tot het idee dat de koolhydraten via insuline verantwoordelijk zijn voor de obesitas-epidemie. Dit idee staat bekend als de koolhydraat-insulinehypothese en het zou ontkracht zijn.

Worden we dik omdat insuline het vet gijzelt?

Koolhydraat-insulinehypothese
Volgen de koolhydraat-insulinehypothese zou het eten van koolhydraten de insulineniveaus dusdanig opjagen, dat de balans verstoord raakt, waardoor vet blijft opstapelen. Speciale aandacht gaat uit naar het gegeven dat de vetverbranding geremd wordt. Er zijn daarom veel (commerciële) initiatieven die gericht zijn op het keren ervan door koolhydraatinname te minderen en vetconsumptie te verhogen. Men spreekt dan van een laag-koolhydratendieet, beter bekend als lowcarb, of in extremere vorm van een ketogeendieet. Ketogeen betekent dat het koolhydraatgehalte zo laag is, dat het lichaam ketonen produceert uit vet om de hersenen te voeden. Beide vormen zorgen ervoor dat het dominante deel van het brandstofmengsel bestaat uit vet. Het klinkt daarmee aannemelijk dat men daardoor ook meer vet zou verbranden, maar het probleem in dit denkproces is dat men een acute reactie extrapoleert naar een respons van verlengde duur. Als de insulineniveaus toenemen, dan zal vetverbranding zeker afnemen, maar dit herstelt zich weer zodra de insulineniveaus weer gaan dalen. Dit gebeurt tussen de maaltijden door en natuurlijk ‘s nachts tijdens het slapen. Zelfs tijdens maaltijden stopt de vetverbranding niet, maar mindert het slechts. We moeten daarom het vetmetabolisme beoordelen over een periode van 24 uur en dan blijken perioden van meer en minder vetverbranding elkaar op te heffen en kom je aan het einde van de dag op hetzelfde uit. Dit is niet alleen theoretisch, het is ook daadwerkelijk getest door twee groepen isocalorisch te laten eten, waarbij men alleen het koolhydraat- en vetgehalte wijzigt, maar het eiwitdeel intact laat.

Dansen in het ketogene waterballet

Een van de eerste onderzoeken waarin een dergelijke opzet is gehanteerd komt uit 1976. Daarin zijn zes obese mensen in een crossover-opzet toegewezen aan een ketogeen- of een gemengd eetpatroon van 800 kcal per dag (Yang 1976) voor steeds een periode van 5 dagen. Ervoor en tussentijds kreeg men 10 dagen lang een zogenaamd wash-out dieet van 1.200 kcal om het effect van het vorige eetpatroon te corrigeren. Het onderzoek was stevig gecontroleerd, omdat de deelnemers geïnterneerd werden, de maaltijden geprepareerd, terwijl urine- en ontlasting werden verzameld en geanalyseerd. Voor het experiment en tussen de diëten in gingen de deelnemers op een gestandaardiseerd dieet van 1.200 kcal. Eiwit was tussen de diëten gelijk gehouden met 50 gram, zodat deze het resultaat niet kan verstoren. Het ketogeendieet had een koolhydraatpercentage van 5e% (10 gram), terwijl deze in het gemengde dieet op 45e% (90 gram) lag. Het ketogeen dieet leidde, zoals verwacht, tot een hogere concentratie van ketonen en stikstof uit eiwit in de urine. Het leidde eveneens tot een hogere vetverbranding en zelf tot meer gewichtsverlies. Dat verschil in gewicht is voor veel mensen het overtuigende bewijs dat deze aanpak werkt, maar het is te wijten aan vochtverlies. De onderzoekers hebben dit nauwkeurig gemeten en na correctie bleek er geen verschil te zijn in de hoeveelheid verloren vet en dát is waar het om draait. Eenmaal terug op het 1.200 kcal dieet, bleek men na de ketogene fase ook weer meer in gewicht toe te nemen dan met het gemengde dieet. Ook dat is toe te schrijven aan waterretentie.

Ketogene adaptatie is een kwestie van dagen tot weken, geen maanden of jaren
Het superieure resultaat van lowcarb- en ketogeendieten is vooral vocht- en geen vetverlies. Voorstanders van het ketogeendieet zullen stellen dat men in deze korte tijd (5 dagen) onvoldoende aangepast is om maximaal vet te verbranden. Het vereist namelijk een toename van de productie van vetverbrandende enzymen. Dat is misschien wel zo, maar de vetverbranding was hoger in de ketogene- dan in de gemengde fase. Aangezien men altijd zuurstof nodig heeft voor het verbranden van vet, is het zuurstofverbruik een goede indicator van de aanpassing. Zowel voor- als tegenstanders van het ketogeendieet hebben vastgesteld dat tien dagen tot maximaal 3 weken voldoende is (Hall KD 2016, Phinney SD 1983), afhankelijk of er een sportprestatie geleverd dient te worden. In die aanpassingsperiode ziet men het zuurstofverbruik toenemen, waarna een plateau wordt bereikt. Daarna neemt het zuurstofverbruik niet meer toe, ook niet als de atleten twee jaar dit regime aanhouden (Phinney SD 1983). Ook in het meest recente onderzoek van Kevin Hall is na 10 dagen duidelijk een plateau waar te nemen.

Het bewijs voor lowcarb wordt niet sterker door de onderbouwing van laag-vet onderuit te trekken


Hall vs Ludwig
Hoewel de data voor zich spreken, blijken twee wetenschappers lijnrecht tegenover elkaar te staan. Het betreft lowcarb voorstander en arts-onderzoeker, David Ludwig en de obesitasnatuurkundige, Kevin Hall. Ludwig heeft meegewerkt aan een groot onderzoek waaruit zou moeten blijken dat lowcarb superieur is ten aanzien van een laag vet dieet. Volgens Ludwig zou men met het lowcarb dieet veel meer energie uitgeven, waardoor afslanken gemakkelijker gaat. Lowcarb zou dus een metabool voordeel hebben bij afslanken. Het onderzoek kent echter tal van problemen die we hebben beschreven in ons artikel ‘Een calorie is niet een calorie, het definitieve bewijs?‘. Een van de belangrijkste bezwaren is dat het eiwitgehalte niet gelijk is tussen de groepen. Het betekent dat men van meet af aan geen uitspraken kon doen over laagvet versus lowcarb, ongeacht de uitkomst. Van bewijs kan geen sprake kan zijn, maar dat heeft voorstanders van het lowcarbdieet inclusief Ludwig zelf, niet gehinderd om dit experiment als overtuigend bewijs op te voeren. Sterker nog, om het gebrek aan bewijs te compenseren, zie je dat men vooral de pijlen richt op het onderuit halen van de laag-vet-aanpak (Ludwig DS 2016). Het aantonen van de zwaktes van een ander dieet, zal de zaak van lowcarb natuurlijk niet versterken. Lowcarb-voorstanders zouden vooral energie moeten steken in het bewijzen dat hun dieet daadwerkelijk superieur is.

Men verloor meer vetvrije massa tijdens de ketogene fase

Hall heeft met zijn team een wiskundig model ontwikkeld om gewichtsfluctuaties te voorspellen. Daarvoor zijn alle mogelijk factoren die van invloed kunnen zijn, beoordeeld en geïncludeerd. Ook de koolhydraat-insulinehypothese is overwogen, maar werd irrelevant bevonden. De rekenmodellen van Hall voorspellen met voldoende nauwkeurigheidin geïnterneerde- en in vrij levende populaties. Het betreft dan experimenten op korte en lange(r) termijn en in een hypo-, eu- en hypercalorische situaties. Dit zijn observaties van bestaande onderzoeken, maar Kevin Hall heeft zelf ook aan experimenten meegewerkt. In een recent onderzoek, onder leiding van Hall, werd een crossoverexperiment ingezet met 17 deelnemers die voor een periode van een maand werden gevolgd in een laag-vet- of een ketogeendieet. Het vetverlies was hetzelfde tussen de groepen, ondanks het overduidelijke verschil in koolhydraten. Opvallend was dat er meer verlies van vetvrije massa werd geconstateerd tijdens de ketogene fase. Dit komt waarschijnlijk, omdat men bij gebrek aan koolhydraten, eiwit inzet om de vetverbranding te faciliteren. Eiwitverwerking is daarbij overigens veel inefficiënter dan koolhydraatvewerking. In de ketogene fase van het experiment nam het energiegebruik net als bij Ludwig toe, maar dit bleef beperkt tot 57 kcal per dag en het effect verdween binnen een week. Het is dus geen fenomeen van betekenis. Hall stelde in een overzichtsartikel dat de koolhydraat-insulinehypothese nu wel ontkracht is (Hall 2017).
De adaptatietijd voor maximale vetverbranding was 10 dagen in dit onderzoek van Kevin Hall
Superieure resultaten van lowcarb zijn alleen te vinden in onderzoeken die niet geschikt zijn om de koolhydraat-insulinehypothese te toetsen
Ludwig is het uiteraard niet eens met de stelling dat de koolhydraat-insulinehypothese ontkracht is en stelt dat het voorbeschreven experiment van Hall van onvoldoende kwaliteit is. Daar valt wat voor te zeggen, maar het is irrelevant. De stelling is namelijk niet gebaseerd op dit experiment, maar op het totaal aan bewijs. Van de tientallen geïnterneerde afslankexperimenten is er geen één die een relatie laat zien tussen insulinespiegels en de snelheid van afslanken (Hall KD 2017). Sterker nog, zo toont een recent onderzoek dat de groep met de hoogste insulinespiegels bij aanvang, het beste resultaat haalde in een afslanktraject (Smith GI 2016). Alles bij elkaar betekent het dat elk van deze experimenten op zichzelf staand de hypothese ontkracht. Langere termijnonderzoeken waarbij er sprake is van een vrije populatie, tonen weliswaar een superieure uitkomst van lowcarb, maar dergelijke onderzoeken zijn niet in staat om de koolhydraat-insulinehypothese te toetsen en daar draait het nu net om. Daarnaast is de zogenaamde superioriteit schromelijk overdreven (Franz MJ 2007, Johnston BC 2014, Tobias DK 2015). Een veel geciteerd onderzoek is bijvoorbeeld het twee jaar durende, DIRECT, dat vaak opgevoerd wordt als bewijs dat lowcarb superieur is. Het laat slechts 1,8 kg verschil zien ten op zichte van de andere dieten (Greenberg I 2009). Dit verschil is gemakkelijk te verklaren aan de hand van vochtverlies. Het is niet voor niets dat de modellen van Hall zo consistent blijven voorspellen. Ludwig houdt desalniettemin vol en stelt dat we te weinig weten over lange termijn effecten om de koolhydraat-insulinehypothese af te schrijven. Het is een strohalmargument zonder overtuigende aanwijzingen en in strijd met de feiten.

Het voordeel van lowcarb is niet het gevolg van laag-koolhydraten

Als er effect is van lowcarb dieten dan heeft dat niet zoveel met koolhydraten te maken. Lowcarb gaat namelijk nagenoeg altijd gepaard met verhoogde eiwitgehaltes die een eventueel succes veel beter kunnen verklaren (Gibson AA 2015). Het doet bij veel mensen de eetlust afnemen. Onderzoeken waarin gekeken is naar de verhouding eiwit / koolhydraten tonen namelijk aan dat vooral het eiwitgehalte voorspelt of er verzadiging optreedt en niet zozeer de hoeveelheid koolhydraten (Johnstone AM 2008). Of lowcarb op lange termijn gezond is, valt nog te bezien. Lowcarb mindert geen insulineresistentie en het idee ontstaat vooral omdat men in de klinische praktijk, de glucose- en insulinegevoeligheid met elkaar verwart. Lowcarb beschermt, ondanks alle antisuikerrethoriek, ook niet tegen kanker. Andersom is er ook geen reden om aan te nemen dat hoge insulineniveaus leiden tot meer eetlust. Honger en verzadiging zijn niet het exclusieve domein van de endocrinologie, maar zijn een psychoneurobiologisch fenomeen. Het is redelijk duidelijk dat de marginale resultaten die behaald worden met gewichtsverlies, geen reden geeft om een specifiek dieet te preferen boven een ander.

Conclusie
De koolhydraat-insulinehypothese lijkt een intuïtieve verklaring voor de obesitasepidemie, maar het bewijs is mager en van slechte kwaliteit. Het vloeit alleen maar voort uit onderzoeksopzetten die niet geschikt zijn om een dergelijke hypothese te testen. Het is om die reden, dat voorstanders van de hypothese, dit gedachtengoed in leven kunnen houden door de doelpalen te blijven verzetten Het probleem is dat al hun bezwaren, direct of indirect, al zijn geadresseerd en blijven verzetten tot het niet-falsifieerbare is weinig zinvol. Lowcarb- of het ketogeendieet kunnen nog steeds een plaats hebben, maar de werking ervan behoeft een andere verklaring dan de koolhydraat-insulinehypothese. Het is tijd om deze te ruste te leggen.

Meer lezen uit deze categorie 'Voeding':

Bestaat voedselverslaving?

Bestaat voedselverslaving?

In een recente wetenschappelijke publicatie komt men tot de conclusie dat er weinig tot geen bewijs is voor de gehypte voedselverslaving (Hebebranda J 2014). Het veronderstelde fenomeen is daarnaast slecht begrepen, aangezien men geen onderscheid maakt tussen de...

Hebben dikke mensen meer cravings?

Hebben dikke mensen meer cravings?

Als verlangen verandert in hunkeren naar voedsel dan wordt het een craving genoemd. Die cravings lijken vooral sterk te zijn gecorreleerd met hyperpalatibele (smakelijk) en hypercalorische voedingsmiddelen. Dik en dun kennen het verschijnsel van cravings, maar is er...

Wat voegt de leefstijlarts toe?

Wat voegt de leefstijlarts toe?

De belangstelling voor leefstijlgeneeskunde bij (huis)artsen neemt toe en dat lijkt terecht te zijn, aangezien veel van de gezondheidsproblemen ontstaan door de wijze waarop we leven. Nu hebben we al leefstijlcoaches en diëtisten. Wat voegt de leefstijlarts toe?    ...

Dit onderwerp komt aan bod in de volgende opleidingen:

Recente artikelen (kennisbank) uit overige categorieën:

Problemen met en oplossingen voor ACT

Problemen met en oplossingen voor ACT

Dit artikel is integraal overgenomen uit onze nieuwsbrief VisieVitaal (v202301010)Met Acceptance Commitment Therapy (ACT) weet je feitelijk niet wat het doet, je weet niet waarom je het doet, en ook niet of je rapportages kloppen. Er zijn mensen voor minder ontslagen,...

Bestaanszekerheid is onvoldoende

Bestaanszekerheid is onvoldoende

Dit artikel is integraal overgenomen uit onze nieuwsbrief VisieVitaal (v20230919)Het thema bestaanszekerheid lijkt nu het speerpunt te zijn waarmee alle politieke partijen kiezers naar hun winkel willen trekken. Op verzoek van diverse partijen hebben wij eens...

id Plein en Chivo starten een opleiding re-integratiecoach

id Plein en Chivo starten een opleiding re-integratiecoach

Een re-integratiecoach helpt werknemers om te re-integreren bij een nieuwe werkgever als dat niet lukt bij de huidige werkgever. Dit vereist gevorderde coachvaardigheden en kennis van de wet- en regelgeving. De combinatie blijkt zeldzaam te zijn, en daarom starten het...

Redactionele noot

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, worden opgeslagen of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Geraadpleegde bron(nen)

  • Johnstone AM (2008), Horgan GW, Murison SD, e.a. Effects of a high-protein ketogenic diet on hunger, appetite, and weight loss in obese men feeding ad libitum. Am J Clin Nutr. 2008 Jan;87(1):44-55.
  • Greenberg I (2009), Stampfer MJ, Schwarzfuchs D, Shai I. Adherence and success in long-term weight loss diets: the dietary intervention randomized controlled trial (DIRECT). J Am Coll Nutr 2009; 28: 159–68.
  • Greenberg I (2009), Stampfer MJ, Schwarzfuchs D, Shai I. Adherence and success in long-term weight loss diets: the dietary intervention randomized controlled trial (DIRECT). J Am Coll Nutr 2009; 28: 159–68.
  • Gibson AA (2015), Seimon RV, Lee CM, e.a. Do ketogenic diets really suppress appetite? A systematic review and meta-analysis. Obes Rev. 2015 Jan;16(1):64-76
  • Hall KD (2016), Chen KY, Guo J, Lam YY, e.a. Energy expenditure and body composition changes after an isocaloric ketogenic diet in overweight and obese men. Am J Clin Nutr. 2016 Aug;104(2):324-33.
  • Hall KD (2017). A review of the carbohydrate-insulin model of obesity. Eur J Clin Nutr. 2017 Jan 11. Review.
  • Franz MJ (2007), VanWormer JJ, Crain AL, et al. Weight-loss outcomes: a systematic review and meta-analysis of weight-loss clinical trials with a minimum 1-year follow-up. J Am Diet Assoc 2007; 107: 1755–67
  • Johnston BC (2014), Kanters S, Bandayrel K, et al. Comparison of weight loss among named diet programs in overweight and obese adults: a meta-analysis. JAMA 2014; 312: 923–33
  • Ludwig DS (2016) Lowering the Bar on the Low-Fat Diet. JAMA. 2016 Nov 22;316(20):2087-2088.
  • Phinney SD (1983), Bistrian BR, Wolfe RR, Blackburn GL. The human metabolic response to chronic ketosis without caloric restriction: physical and biochemical adaptation. Metabolism. 1983 Aug;32(8):757-68
  • Smith GI (2016), Yoshino J, Kelly SC, e.a. High-Protein Intake during Weight Loss Therapy Eliminates the Weight-Loss-Induced Improvement in Insulin Action in Obese Postmenopausal Women. Cell Reports Volume 17, Issue 3, p849–861, 11 October 2016
  • Tobias DK (2015), Chen M, Manson JE, e.a. Effect of low-fat vs. other diet interventions on long-term weight change in adults: a systematic review and meta-analysis. Lancet Diabetes Endocrinol 2015; 3: 968–79